Illich, ASCII en het woord


Scriptie voor Wijsbegeerte van Wetenschap, Technologie en Samenleving

Universiteit Twente

Bert Bats, 1998

Afstudeercommissie:

Prof.dr. Hans Achterhuis

Dr. Pieter Tijmes

Ir. Jan Schaake

Inhoudsopgave | Samenvatting | Colofon


Samenvatting


Over de schouders van Ivan Illich meelezend, volg ik in zijn boek Im Weinberg des Textes [1990] zijn beschrijving van een technologische vernieuwing in het benaderen van de bladzijde. Deze vond plaats nog voordat de boekdrukkunst in de Europese cultuurgeschiedenis een plek had gekregen. Illich gaat in op de vraag welke betekenis deze vernieuwing had in de toenmalige cultuur van de twaalfde eeuw na Christus. Dit perspectief van lang geleden is volgens Illich nodig om helder te kunnen zien dat de tekst in de twintigste eeuw door de cybernetica zijn intrinsieke band met de boekbladzijde verliest. Deze ontworteling van de tekst van zijn traditionele drager, het boek, bedreigt volgens Illich de zinoverdragende mogelijkheid in het lezen.
Mijn hoofdvraag is: Is de belangrijkste technologische en culturele breuk in de twaalfde of in de twintigste eeuw te lokaliseren? Aan de hand van ideeën uit Im Weinberg des Textes, aangevuld met technische en maatschappelijke voorbeelden uit de context van het internet, wordt vervolgens de strekking van Illich' betoog bekritiseerd.

In hoofdstuk 1 wordt aan de hand van Ong's Orality and Literacy. The Technologizing of the Word [1982] een geschiedenis van het alfabet als technologie geschetst, waardoor de focus van Illich op de twaalfde eeuw, in een breder kader kan worden gezet. Ong laat zien dat het alfabet de meest ingrijpende technologie van de westerse cultuurgeschiedenis is. De vertechnisering van taal kan gezien worden als een proces van steeds verdergaande ontsluiting en ook van steeds verdergaande ontworteling. Het alfabet verschaft schriftelijke toegang tot de gesproken taal. Maar het schrift laat in de loop van de tijd ook de band los met de gesproken taal waaruit het is voortgekomen.
Het alfabet als technische noviteit wordt door Plato met ambivalentie ontvangen, zoals blijkt uit de Phaedrus en de Zevende Brief. De afwezigheid van technische hulpmiddelen maakt het noodzakelijk dat mensen die in de oorspronkelijke oraliteit leven, gedachten denken die onthouden kunnen worden. Een eenmaal geschreven tekst die in een boek is terecht gekomen, kan daarentegen niet meer bevraagd worden. Dat legt een bijzondere verantwoordelijkheid op de auteur.
Heel kenmerkend voor de oraliteit is het gebeurteniskarakter van de taaluiting. In wat Ong de 'oorspronkelijke schriftelijkheid' noemt is dit gebeurteniskarakter afwezig, terwijl het in de formele beschrijving van de technische communicatie tussen computers daarentegen niet kan worden gemist.

In hoofdstuk 2 schets ik de positie van Illich. Illich maakt onderscheid tussen het monastieke en het scholastieke lezen. Op de bladzijde kan de monastieke lezer schepsels ontmoeten die klaar staan om hun 'zin' aan de lezer over te dragen. Het scholastieke lezen laat Illich beginnen in de twaalfde eeuw wanneer de boeken voorzien gaan worden van indexen en hoofdstukindelingen.
In deze twaalfde eeuw zien we een volgende stap in het proces van technische ontworteling en ontsluiting. Enerzijds ontstaat er een opvatting van tekst en auteurschap, die los gezien kan worden van het boek. Anderzijds zorgen vanaf de twaalfde eeuw een nieuwe bladspiegel en de alfabetische index voor een nieuwe stap in de ontsluiting van de tekst: het is nu mogelijk om passages in boeken aan de hand van trefwoorden op te zoeken.

In hoofdstuk 3 worden tenslotte de opvattingen van Illich over de cybernetica en de structuur van Ong's boek met elkaar verweven. De vraag was of er juist wel of geen breuk ligt in de opkomst van de cybernetica, die ik in deze scriptie secundaire schriftelijkheid heb genoemd.
De ontsluitingsprincipes van de secundaire schriftelijkheid en het losraken van de tekst van het papier, waarvan de basis reeds lag in een aantal teksttechnologische vernieuwingen in de twaalfde eeuw, radicaliseren zich in de cybernetica. Er kan nu gezocht worden met zelfbedachte trefwoorden naar elektronische bestanden op de eigen computer, op een computernetwerk in een organisatie of via het internet op publieke webpagina's. De tekst heeft de band met het papier definitief losgelaten en zweeft als Gagarin in een logische ruimte van teksttechniek.
Het nieuwe auteurschap dat Illich vanaf de twaalfde eeuw ziet opkomen, verdwijnt naar zijn opvatting met de opkomst van de elektronische teksten. Illich gaat daarbij echter voorbij aan het feit dat elektronische versleutelingstechnieken de authenticiteit en het auteurschap van een tekst op niet eerder vertoonde grondige wijze kunnen verifiëren.

Conclusie
Het historische proces van ontworteling en ontsluiting wordt tegenwoordig zowel bij de oraliteit (Radio/TV) als bij de schriftelijkheid (internet/e-mail) voortgezet. Illich geeft met zijn verhaal over de teksttechnologische veranderingen in de twaalfde eeuw aanleiding om deze te zien als de eerste voorbode van de moderne technologie. In heideggeriaanse zin kunnen wij dit omschrijven als het bestellen van het tekstbestand. Tekstbestanden kunnen tegenwoordig met behulp van de cybernetica te voorschijn getoverd worden op beeldschermen.
We kunnen de breuk die Illich lokaliseert tussen het monastieke en het scholastieke lezen, verstaan als een breuk tussen de traditionele techniek en moderne techniek in heideggeriaanse zin. Dat betekent dat het onmogelijk is om de breuk tussen het boekbetrokken lezen en het lezen van beeldschermteksten die ontworteld zijn en geen vaste drager meer hebben te zien als een beslissende breuk met de traditie. Het is dan consequenter om te zeggen dat in de twaalfde eeuw de teksttechnologie reeds het tekstbestand bedwingt.
Illich geeft dit verlies van de plaats bij de cybernetica de betekenis van het verlies aan zin. Maar het is ingewikkelder: vanwege de communicatieve kant bij de cybernetica is er ook een mogelijkheid tot nieuwe zin. Dit vereist 'arbeid'. Het ongemedieerde openstaan voor 'zin' was reeds afgelopen sedert het scholastieke lezen van de twaalfde eeuw. Door de teksttechnologie, is sinds de twaalfde eeuw het woord ontsluitbaar. De mens bepaalt wat hij leest en laat zich daarin niet meer bepalen door de genadegave van hetgeen zich in het boek voordoet. De inhoud komt steeds minder als een geschenk tot de lezer. Maar de secundaire schriftelijkheid faciliteert wel mogelijk zin-gevende contacten tussen mensen.

Bert Bats Enschede, 5 augustus 1998


reakties: bbats@dds.nl


Inhoudsopgave


Voorwoord

Inleiding

1 Oraliteit en schriftelijkheid


1-1 Introductie van Ong's terminologie
1-2 Beknopte geschiedenis van het schrift
1-3 Technische ontsluiting van het gesproken woord
1-4 Plato op het breukvlak van oraliteit en schriftelijkheid
1-5 Het geheugen
1-6 De afgeslotenheid van het schrift
1-7 het gebeurteniskarakter van de oraliteit

2 Illich en de ontworteling van de tekst


2-1 De overgang van het monastieke naar het scholastieke lezen
2-2 Het boek als haven voor zin
2-3 Lichaam en taal
2-4 Het Latijn als grafolect
2-5 De geauctoriseerde tekst
2-6 De tekst als bestelbaar bestand

3 Illich, Ong en de cybernetica.


3-1 Secundaire schriftelijkheid
3-2 Het ontsluitingskarakter van vertechnisering van taal
3-3 Ontwortelde teksten
3-4 Zin, authenticiteit en het zelf
Slot
Conclusies

Litteratuur

Appendix A: Ironie in de Finnegans Wake van James Joyce
Appendix B: Overlap tussen Schule ins Museum en ABC, the alphabetization... (etc.)
Appendix C: Het bestellen van het tekstbestand


Colofon

De html-tekst is opgemaakt met behulp van een aangepaste versie van de WP5.1 macro WP2HTML.wpm die in de DDS staat en de grafische Webbrowser voor DOS-computers: Arachne.

De hele scriptie staat in het archief: http://huizen.dds.nl/~bbats/bestand.zip. Dit archief heeft een elektronische handtekening (PGP) welke staat in http://huizen.dds.nl/~bbats/bestand.asc. De echtheid van de elektronische handtekening is te controleren door mijn PGP-publieke sleutel op te halen die de volgende kenmerken bezit: Bert Bats [bert@saluton.iaf.nl]

laatste update: 7 augustus 1998, Bert Bats